Financiering kerkfabriek.

Kerkfabriek financiering herzien.

Vlaamse gemeenten en steden pasten in 2020 een vlotte 127 miljoen euro bij voor de investeringen van kerkfabrieken. Wij willen dat de financiering herzien wordt naar een correctere uitgave van ons belastinggeld.

Steden en gemeenten zijn verplicht om bij te springen in de tekorten van de kerkfabrieken. Dit zijn de vehikels waarin het patrimonium van de katholieke parochies ondergebracht is, zoals kerkgebouwen, gronden en kapelletjes. Bij grote en kleine renovaties van die gebouwen moeten lokale besturen dus verplicht hun portemonnee opentrekken.

Voor Brugge alleen al gaat er ieder jaar 1 500 000€ naar de 30+ kerkfabrieken die Brugge rijk is, terwijl ze een + 13 000 000 € rijk zijn, bekostigen wij nog deze verlieslatende en verouderde regeling.

 

In 2017 bedroegen al die tussenkomsten nog 68 miljoen euro. Drie jaar later is dat gestegen tot 127 miljoen euro.

We blijven maar geld pompen in kerken die nog amper gebruikt worden. Daarbovenop moeten lokale besturen ook bijspringen in de woningen van geestelijken en zijn religieuze eigendommen vrijgesteld van onroerende voorheffing. Die bedragen zijn niet verrekend in de bijdrage aan de kerkfabrieken.

Nu de meeste kerken leeg staan, is die gigantische factuur niet langer te verantwoorden bij de inwoners van een gemeente.

Voor vele burgemeesters is die blanco cheque van de belastingbetaler geen doorn in het oog (want het zijn niet hun centen). 'Vroeger kon je nog argumenteren dat die investeringen een publiek nut hadden. Maar nu de meeste kerken leeg staan, is die gigantische factuur niet langer te verantwoorden bij de inwoners van een gemeente. Gemeenten en steden moeten zelf kunnen beslissen hoeveel ze nog willen bijpassen. De Vlaamse verplichting om dat te doen moet op de schop.'

Maar dat is echter niet zo eenvoudig. De moeilijkheid daarbij is, dat er 'bijzonder weinig transparantie is over de geldstromen binnen de kerk'. Wij pleiten ervoor om op Vlaams & Federaal niveau het 'decreet over de werking van de erkende erediensten' aan te passen, zodat kerkbesturen zich omvormen tot één vzw, waarbij duidelijk is over hoeveel middelen ze zelf beschikken. 'De religieuze gemeenschappen moeten in eerste instantie hun eigen middelen aanspreken. Die zelfdiscipline is in Vlaanderen afwezig door de huidige regeling', die wij zullen heronderhandelen, zodat de kerkfabrieken eerst hun eigen middelen en reserves aanspreken alvorens ons belastinggeld te gebruiken.

Lokaal zullen wij toezien dat eerst de rijke reserves & patrimonium van de kerkfabriek worden aangesproken.

Het is noodzaak dat de financiering van de kerkfabrieken opnieuw moet worden bekeken en eventueel hervormd om aan de veranderende behoeften van onze gemeenschap te voldoen. In ons gevallen is het nodig om radicalere veranderingen in overweging te nemen voor de manier waarop de kerkfabriek werkt en wordt gefinancierd.

Een optie is de afschaffing van de kerkfabriek en de overdracht van haar verantwoordelijkheden aan een andere entiteit, zoals het bisdom of de parochieraad. Dit zou mogelijk een meer gecentraliseerde en efficiëntere beheer van de financiële en administratieve zaken van de parochie kunnen bieden.

Maar, welke veranderingen ook aan de financiering of structuur van een kerkfabriek worden gemaakt, ze moeten zorgvuldig worden overwogen om ervoor te zorgen dat de gemaakte veranderingen in het belang zijn van de gemeenschap, en dat ze op een transparante en verantwoordelijke manier worden doorgevoerd.